De Generaal Verspijck voer in de lijn Makassar-Kleine Sunda eilanden - Timor Dilly - Makassar.
Het moet ergens in de vijftiger jaren zijn geweest dat dit verhaal zich afspeelde.
Een Paketvaartlijntje zoals de meesten onder ons het zich nog goed voor de geest kunnen halen: passagiers, rondreizende handelaren, veetransport,
elke dag meerdere havens, vrijwel nergens afmeren aan een kade of steiger, maar meestal voor anker en met laadboten laden en lossen.
Altijd een drukte van belang. Het was meestal rustig varen over een spiegelgladde zee met heel sporadisch een barat met wat ombak.
De kleur van de zee liep soms over in de kleur van de lucht en leek het of passerende schepen zweefden in de lucht.
Vaak heldere nachten met een prachtige sterrenhemel: de Melkweg met zijn miljoenen sterren, het Zuiderkruis, Centaurus, Grote en Kleine Magellaanse Wolk
en soms ergens aan de kim een lichtende gunung api.
Af en toe kwamen vliegende vissen (geschrokken door het geruis van het schip) aan dek gevlogen, die in het kijkgat van de ketel op een prikker geroosterd werden en met smaak werden verorberd.
Door de machinekamerkap kwam de karakteristieke menggeur van stoom en hete smeerolie naar buiten, een geurervaring die je nooit meer vergeet.
Het zachte geruis van de boeggolf, de ritmische geluiden van de stoommachine, die geduldig zijn slagen maakte. Van uit het ketelruim klonken de geluiden van hard werken:
gepiep van de vuurdeur die geopend wordt, het geschraap over de plaat van de kolenschop waarmee de kolen in de vuurhaard worden geschept,
een pook die met een klap op de plaat valt, nadat de stoker het vuur heeft opengebroken. Na een aantal scheppen weer het gepiep van de vuurdeur die gesloten wordt,
de stokers hebben even rust tot er weer kolen in de vuurhaard moeten verdwijnen, een ritme dat gedicteerd wordt door de ketelmanometer
en als er niet snel op een dalende druk werd gereageerd vertoonde de wachtdoende machinist zich wel even op de plaat met een: “Ayo, fire up!”
Aan zo’n toestand van vredige rust kan zo maar een eind komen, net of het niet lang mag duren.
Een ontzaggelijke klap met veel gesis, stoom, roet en vliegas die uit alle luchtkokers en toegangsdeuren van ketelruim opsteeg en tijdelijk het hele schip in een mist hulde,
het licht dat uitviel en de machine die stopte: er was iets dramatisch met de ketel gebeurd.
Een vuurhaardwaterpijp in de ketel had het begeven, net op het moment dat een stoker de vuurdeur opende om kolen op het vuur te gooien.
De drum met water onder druk van ca 14 kg/cm2 (194 graden C ) spoot leeg in de vuurhaard en het ketelwater werd onmiddellijk stoom,
tegelijkertijd de brandende kolen uit de vuurhaard door de openstaande vuurdeur naar buiten blazend.
De beide stokers hadden op de plaat geen enkele kans en waren op slag dood, enkele momenten later kroop een zwaar gehavende tremmer vanuit de bunker aan dek.
De hete stoom had vreselijk huisgehouden op zijn vrijwel naakte lijf en (zowel inwendig als uitwendig) derde graads verbrandingen veroorzaakt.
Een kwartier later stierf hij aan dek op het luikhoofd.
In de machinekamer die achter de stookplaat gelegen was en wat later met stoom (die gelukkig al wat afgekoeld was) gevuld werd, vielen geen slachtoffers.
Het was volslagen duister (op wat lampu senter na), want geen stoom betekende geen licht, dus moesten eerst de olielampen worden opgetuigd om de chaos te kunnen overzien.
Toen de ketel voldoende was afgekoeld en we in de vuurhaard konden, werd het duidelijk dat er een pijp gesprongen was en wat er aan gedaan moest worden.
In de reparatiekist van de B&W ketel zaten diverse conische proppen die in het nog gave eind van de pijp geslagen konden worden en het pijpeind,
dat uit de header was getrokken kon vervangen worden door een gesloten pijpstuk dat met een pijpenroller in de header vast gerold moest worden .
Een karwei van veel zweet en stof.
Toen na een hele dag werken de ketel weer opgevuld kon worden kostte het heel veel moeite en overredingskracht om de stokers en tremmers
naar beneden te krijgen om weer te gaan stoken, op de plek waar hun maten jammerlijk waren omgekomen.
Na veel soebatten lukte het toch om het stoombedrijf weer aan de gang te krijgen en - met de vlag half stok - naar de volgende haven te varen,
waar de lichamen ter aarde besteld konden worden.
De schrik zat erbij het zwarte koor goed in, want toen een paar weken later door een kortsluiting in het schakelbord het licht uitviel,
heb ik nog nooit zo vlug de stokers en tremmers de stookplaat zien verlaten.
I.S. Schaafsma
Ayo | vooruit |
Barat | bui uit het westen(west moeson) |
Ombat | deining |
Soebatten | smeken |
Gunung api | vulkaan |
Lampus enter | zaklantaarn |