Na het debacle in Indonesia moesten er nieuwe vaargebieden,klanten en ladingen worden ontsloten. In 1958 lagen heel wat schepen werkeloos op de rede van Singapore.
Van alles werd aangepakt. Omdat de tijd van de Haji naderde, werden op het kantoor ook deze mogelijkheden bekeken en er bleek vraag te zijn vanuit de Filippijnen.
Het m.s. Baud werd hals over kop klaargemaakt voor een reis van de Filippijnen naar Jeddah, voor het vervoer van bedevaartgangers.
Er werden britsen getimmerd, sanitair uitgebreid en de kookvoorzieningen aangepast.
Net voor vertrek werden de koelkamers gevuld met proviand, waaronder - je houdt het niet voor mogelijk - honderden ontbijtkoeken en kamer 2 werd beladen
met ritueel geslacht vlees dat bij wijze van spreken nog loeide toen het aanboord kwam.
Wij konden op Hadji vaart, op naar de Rode Zee.
De aanstaande Haji’s moesten opgehaald worden in Zamboango, bijgenaamd “City of Flowers”, hoofdplaats van het eiland Mindanao.
Na een dag of vijf werd de plaats van bestemming bereikt, de haven binnengevaren en afgemeerd aan de kade.
Er bleken zich al heel wat a.s.passagiers verzameld te hebben op de kade, met de dag werden het er meer. Met behulp van politie bewaking werd voorkomen
dat zij aan boord kwamen. Na een week werd de stemming grimmiger, vooral toen bleek dat er iets met de passagegelden niet in orde was.
De regering van de Filipijnen had het Haji quotum voor 1958 al uitgegeven maar, een Haji broker had toch nog reizen verkocht tegen Filipijnse valuta.
De KPM wilde echter betaald worden in harde valuta, waar de regering weer geen deviezen voor had of ter beschikking wilde stellen.
De moslims van het Moro volk zijn licht ontvlambaar en tot op de huidige dag in conflict met de centrale overheid waarbij geweld niet wordt geschuwd.
Na een dag of twaalf was er geen enkel zicht op een oplossing en de stemming van de aanstaande Haji’s zakte diep onder nul,
want wat voor een Moslim een feest had moeten worden werd een nachtmerrie. Heel begrijpelijk, als je jaren hebt gespaard om eindelijk de bedevaart naar Mekka te kunnen maken,
één van de grootste gebeurtenissen uit het leven van een moslim. Je hebt betaald, het schip dat je naar Jedda moet brengen ligt al dagen aan de kade,
je moet bivakkeren in de openlucht en het ziet er naar uit dat de reis niet doorgaat.
Tegen de middag van de twaalfde dag vreesde de plaatselijke commandant de situatie niet meer te kunnen beheersen en adviseerde ons zo snel mogelijk te vertrekken uiteraard zonder passagiers.
De machinekamer was al enkele dagen stand-by: aanzetluchtvaten op druk, hulpmotoren op het net, kortom bij het eerste telegraafsignaal konden we weg.
Als wtk kan ik mij niet meer herinneren of de trossen zijn gekapt of dat ze nog ordentelijk zijn binnengehaald.
Met het oog op de tierende Mekka gangers lijkt mij het eerste meer waarschijnlijk.
Zonder schade zijn we vertrokken met als bestemming Singapore.
Het verhaal is nog niet helemaal teneinde, de groente die we in Zamboanga hadden geladen was door de lange bewaarperiode zonder verbruik grotendeels verrot en moest vrijgezet worden.
Het ritueel geslachte vlees was eveneens niet geheel fris omdat het warm aan boord kwam en in een warme koelcel werd geladen,
waarbij tengevolge van de haast waarmee alles werd georganiseerd, ook nog vergeten werd de houten prop in de waterafvoer van de koelcel te plaatsen.
Verder bleek later dat het waterslot uitgedroogd was, het gevolg was dat de bouten in de omgeving van de afvoer bedorven waren. De resterende bouten werd goed geacht voor scheepsgebruik,
de bedorven bouten zijn op de Chalna kali overboord gezet.
De moraal van het verhaal : Haastige spoed is zelden goed.
I.S. Schaafsma