De examens voor de hogere machinistenrangen werden afgelegd in Den Haag in een statig pand in de Indische buurt, naar ik meen in de Bankastraat.
Het mondeling gedeelte werd afgenomen door examinatoren van diverse pluimage - oud leraren, oud koopvaardijofficieren of officieren b.d. van de Koninklijke marine.
Aan de ene kant van de tafel de kandidaat en aan de andere kant de examinator en de bijzitter.
Vooral bij oud marine officieren was de baan van examinator geliefd, omdat zij reeds op vrij jonge leeftijd met pensioen gingen en er toch een zekere status van uit ging.
Ik moest opkomen voor het mondeling in juni 1956 en trof voor het vak stoommachines en turbines een gepensioneerde marineofficier die bij de M.S.D. (marine stoomvaartdienst ) zijn carrière had gemaakt, daar vermoedelijk een hoge rang had bereikt en nog boordevol marine bloed zat.
Het onderdeel turbines ging redelijk goed, totdat er vragen kwamen over de verschillen in de achteruit turbines van koopvaardij en marine.
De turbines van een koopvaardijschip hadden een kleine en de marineschepen - deze heer sprak over bodems - een grote achteruit turbine.
Waarom zou dat zijn vroeg de officier M.S.D. b.d. (buiten dienst)?
Ik pijnigde mijn hersens af van alles passeerde: gelijkdruk , Zoelly wielen, Parsons hoge druk, Curtis trappen, leiwielen, straalbuizen, maar het kwartje viel niet. Toen gaf ik een antwoord dat resulteerde in mijn ondergang :
"Meneer dat zal zijn om sneller te kunnen vluchten als de vijand in het zicht komt".
De examinator werd rood en barstte bijna uit zijn vel en merkte op dat de Koninklijke Marine nooit vlucht maar strijd tot het einde.
"U kunt wel gaan!"
De bijzitter greep in en zorgde ervoor dat ik het mondeling voor dit vak – zij het in een grondig verziekte sfeer – kon afmaken. Het cijfer voor het vak stoommachines en turbines was uiteraard niet om naar huis te schrijven.
Gelukkig was het schriftelijk wel goed gemaakt en rolde er toch nog een 5,5 uit.
Het gewenste antwoord moest zoiets zijn als : op marine schepen is manoeuvreerbaarheid in acties zowel in vooruit als in achteruit van levensbelang , het rendement van de aandrijfinstallatie is secundair.
Bij koopvaardijschepen met veel meer vaaruren is het rendement van de installatie van groot economisch belang en de manoeuvreerbaarheid in achteruit secundair.
I.S.Schaafsma