De Twentse Bank

In juni 1951 slaagde ik in Vlissingen voor het diploma BM.

In afwachting van vertrek naar Indonesia –eind december met het ms. Oranje- kreeg ik stages bij Croon en Rietschoten-Houwens, met de bedoeling ervaring op te doen in het werk in of aan elektrische installaties. Een van eerste jobs was kabels trekken in een van de kruisers, die voor de Koninklijke Marine in aanbouw was op de werf van Wilton Feyenoord in Schiedam.

Diep in het schip, in een van de geschutstorens, moesten gewapende kabels getrokken worden en op kabelbanen gelegd, daarna gebeugeld nadat er eerst loodwit en menie op de beugels was gesmeerd. De beugels moesten exact op een door de marine voorgeschreven afstand van elkaar worden gemonteerd, hetgeen dagelijks werd gecontroleerd door een opzichter van de marine en die ook keek of er voldoende prut onder de beugels zat.

Soms lag het werk lange tijd stil, als ik erop uitgestuurd werd om een bepaalde maat boor te halen uit het gereedschapsmagazijn, die nu net niet aanwezig was op het werk diep in het schip. De hele ploeg zat dan op zijn krent te wachten tot ik terugkwam en bleek dat helemaal niet erg te vinden. Bij R-H begonnen wij –er waren nog een paar leerlingen- met het schoonspuiten met de benzinespuit van tractie motoren van NS treinen op de kade van de Maas. Alvorens deze gereviseerd konden worden moest het meeste vuil er vanaf. Niet al te milieuvriendelijk, maar dat was toen nog geen punt.

De revisie van de pneumatische tractieschakelaars kwam vervolgens aanbod, maar omdat de ploeg Rotterdammers op tarief werkten, waren ze niet zo blij met ons, want er brak nog wel eens een boutje af en dat moest dan worden uitgeboord, opnieuw draad getapt en dat kostte tijd dus geld.
Alleen als de tariefmaker langskwam mochten wij wel wat langer over het werk doen, anders werd de toegestane tijd in gekort.

Na weer een “promotie” mochten we gaan werken aan het bedraden van schakelkasten, het maken van schakelwals contacten etc. e.e.a. onder Lloyds- of Veritas keur werd ons verteld en we moesten ons gedeisd houden als een Surveyor de gereedstaande kasten kwam inspecteren. De bazen zaten in een soort glazen aquarium een verdieping hoger en konden de hele fabriek overzien en hielden alles in de gaten. Bij het verlaten van het fabrieksterrein werd je af en toe de portiersloge binnengeroepen voor een inspectie op gestolen waar.
Het was ook de tijd van de prikklok: ‘s morgens inklokken, ‘s avonds uitklokken, geen minuut te laat binnen of te vroeg naar huis, dan stond de registratie nog op rood.

Toen de brief van de KPM kwam met de gegevens voor vertrek, met onder andere het leerlingen salaris van fl 125,- voelde ik mij een hele piet, de uitrusting was besteld en geleverd, eindelijk zou het gaan gebeuren: naar de Oost.
Wat nog ontbrak was een bankrekening. Het bleek dat de Twentse bank kantoren had in Jakarta en Singapore, dus opgewekt ging ik in Den Haag naar het Buitenhof, waar een filiaal van de bank was gevestigd. Het interieur had wel iets van dat van het Scheepvaarthuis: glas in lood, hardhouten panelen, natuurstenen vloeren, gepoetste deurgrepen en imposante verlichtingsornamenten. Ik ging naar binnen met de gedachte, dat ze blij zouden zijn met weer een nieuwe klant, die een “schitterende” toekomst tegemoet ging.

Helaas maakte ik als 18 jarige niet veel indruk op de employee, die vroeg wat er gewenst werd.
“Ik ga varen in de Oost en wil een rekening openen, waarop ik mijn gespaarde gage kan storten en als ik wat nodig heb in de Oost, het er in Jakarta of Singapore kan opnemen".

De employee vroeg uit de hoogte wat mijn gage dan wel mocht zijn. Toen ik het bedrag noemde werd ik gelijk ingedeeld in de categorie armoedzaaiers, met het advies maar ergens een spaarbank te zoeken, want met zulke zaken als een betaalrekening voor een leerling wtk van de KPM hielden ze zich niet bezig.
Het gezicht van de “bankier“ toonde duidelijk aan dat hij het zonde van zijn tijd had gevonden om mij te woord te staan.

De klantvriendelijkheid van en het vertrouwen in het bankwezen heeft toen een blijvende knauw gekregen en is nooit meer goed gekomen.

I.S. Schaafsma